Home

 

De Historie van de Hovenier 

Het mooiste vak van de wereld is al eeuwen oud. Er wordt al 'getuind' sinds Adams wegen

Was de hovenier van oorsprong een ‘ambachtsman’ in dienst van de adel, sinds de 17e eeuw heeft hij zich onder de noemer tuinbaas ontpopt als een ‘alleskunner’. Rond 1800 kwamen de eerste stadshoveniers werken voor gemeenten als Zwolle en Groningen. Zij deden alles. In de laatste 200 jaar ontwikkelden zij zich van tuinmannen en plantsoenwerkers tot de huidige omgevingsvakmensen. Maar de omgekeerde beweging was er ook. De vele ambachtelijke vaardigheden van toen zien we terug in specialisaties van nu. Vanuit de hoveniers/tuinbazen ontstonden bijvoorbeeld bloemisten, kwekers, boomverzorgers, en nu zelfs dak- en gevelspecialisten en interieurbeplanters.

Het hoveniersvak blijft een inspiratiebron voor iedereen die hecht aan het belang van een groene en prettige leefomgeving. Op deze website kunt u inspiratie putten uit de geschiedenis van het hoveniersvak van 1600 tot vandaag.

Bent u bij toeval op deze site terecht gekomen maar bent u gewoon op zoek naar een goede hovenier of groenvoorziener  een vakman die staat in de traditie zoals u op deze website kunt lezen klik hier.

De makers van deze site staan open voor uw ideeën en inbreng. Regelmatig wordt nieuw materiaal of een nieuw onderwerp toegevoegd. Wilt u meewerken aan de verdere invulling van deze website? Neem dan contact op met de initiatiefnemers van deze site. 

LENNEKE BERKHOUT

EEN NIEUW BOEK OVER DE HISTORIE VAN HET VAK  HOVENIER (februari 2023)

     Wie voor het eerste op deze website is “aangeland” en geïnteresseerd is in de geschiedenis van ons groene vak raden we aan om het boek te lezen: Hovenier en Tuinbazen Een cultuurgeschiedenis van het tuinieren door de eeuwen heen.
Het boek bestrijkt een periode van eind 17deeeuw tot en met de 20steeeuw.
Dezelfde periode van deze website.  Aan de hand van een vijftal verhalen van werkzame levens over Bloemisten,  Hoveniers , Tuinbazen en een Directeur Plantsoenendienst gaat de schrijfster de geschiedenis in en lezen we wat voor gepassioneerde collega’s onze voorgangers waren. 
Andere tijden maar vooral nieuwsgierig en zoekend naar de goed manier om planten te kweken, het onderhoud vorm te geven en mee bewegend met de smaak en de trend van de tijd. Eigenwijs en durven maar vooral ook hard werkend en veel uren makend om tot een goed resultaat te komen.
Het zijn natuurlijk wel opvallende hoveniers en tuinbazen die de schrijfster heeft geportretteerd Zij kwamen met hun werk in de krant en bezaten onroerend goed en zo zijn deze archieven van het notariaat ook goede en betrouwbare gegevens voor de verhalen in dit boek

In kasteel Duivenvoorde in Voorschoten hielden Tuinbazen voor verantwoording boeken bij van het werk en de financiën voor hun werkgever.
3 Generaties van de familie Gussekloo (ook vernoemt op deze website0 hebben gezorgd voor het fraaie landgoed van Kasteel Duinvoorde  maar ook het bos en de moestuin vielen onder de zorg en zo geeft  ook dit verhaal en goed beeld van de veelzijdigheid van het vak en de vele vormen waarin het wordt uitgeoefend.

Het verhaal van Chris Broerse tuinarchitect en directeur Pantsoenendienst geeft de lezer een inkijk in de aanleg en onderhoud van het openbaar groen van het eerste deel van de 20ste eeuw .
Chris een man die als tuinman zijn carrière begon op een buitenplaats en lerende en studerende in de praktijk zijn werkzame leven beëindigd als directeur Plantsoenendienst en tuinarchitect.
De senior lezer verlangd weer terug naar die tijd  waar een man aanwezig is. in zijn gemeente die staat voor het groen en een eigen staf heeft om daar voor zorg te dragen. Want de functie Directeur Plantsoenendienst is geschiedenis.

De schrijfster van dit boek Lenneke Berkhout (1959) is historicus en gefascineerd door tuingeschiedenis. In 2020 promoveerde ze op dit onderwerp en verscheen de publiekseditie van haar proefschrift Hoveniers van Oranje. Ze publiceert in diverse tijdschriften o.a. over historische moestuinen.
Het boek is voor de redactie van de website zo leesbaar omdat er een veelheid van bronnen is gebruikt voor de verhalen. Van de kranten uit die tijd tot vakbladen en van archieven van het notariaat en veel plaatselijke archieven