Rapport Kinderombudsman: kinderen in Friesland geven hun leven gemiddeld laagste cijfer

Foto ter illustratie.

Foto ter illustratie. Foto: ANP/Roos Koole

Kinderen in Friesland geven hun leven gemiddeld het laagste cijfer van alle kinderen in Nederland. Dat blijkt uit een onderzoek van de Kinderombudsman.

De Kinderombudsman doet sinds 2016 elke twee jaar een landelijk onderzoek naar het welzijn van kinderen. Bij dit onderzoek wilde de organisatie voor het eerst weten hoe kinderen ook per provincie hun leven ervaren en wat zij belangrijk vinden voor de toekomst. De provinciale benadering is volgens de ombudsman belangrijk omdat beleid dat kinderen raakt ‘steeds meer op gemeenteniveau bepaald wordt’. Het onderzoek moet een ‘eerste aanzet’ zijn ‘tot inzicht in lokale verschillen’.

De Kinderombudsman concludeert dat het over het algemeen goed gaat met de kinderen in Nederland. ‘Ze geven hun leven een hoog rapportcijfer (7,7) en zijn over het algemeen tevreden over de kwaliteit van hun leven.’ Maar een ‘substantieel deel’ van de kinderen, 13,3 procent, geeft het leven een onvoldoende.

Grote verschillen

Regionaal zijn de verschillen groot. De Kinderombudsman maakt zich daarom ook grote zorgen over de kansenongelijkheid in het land. Kinderen in Drenthe en Overijssel zijn overwegend positief over hun leven en ontwikkeling. In Friesland, Groningen en Limburg zijn kinderen ‘beduidend negatiever’. Gemiddeld geven Friese kinderen hun leven een 7,2. Nergens is dat lager. 16,2 procent geeft zijn of haar leven in Friesland een onvoldoende. Dat is hoger dan het landelijk gemiddeld (13,3 procent), maar lager dan in Zeeland (16,7) en Groningen (20,7).

Uit eerdere onderzoeken van het Centraal Bureau voor de Statistiek bleek eerder juist dat volwassen Friezen de gelukkigste Nederlanders zijn.

Aan de hand van de resultaten van ingevulde vragenlijsten probeert de Kinderombudsman een verklaring voor de relatief slechte cijfers te vinden in Friesland. Vooral problemen die kinderen ervaren in de thuissituatie liggen eraan ten grondslag. Kinderen zeggen dat ze veel te maken hebben met weinig geld (12 procent), ruzie in de thuissituatie (19 procent), gescheiden ouders (14 procent) en ouders met psychische problemen (7 procent). De kinderen zelf hebben vaak te maken met Jeugdhulp of de GGZ (15 procent).

Bij Friese kinderen die hun leven een onvoldoende geven zijn die percentages nog veel hoger. Daar heeft bijvoorbeeld 20 procent te maken met weinig geld en/of ruzie in de thuissituatie. Qua achtergronden valt nog op dat 1 op de 10 kinderen uit de groep uit het buitenland is gevlucht.

Kinderen in heel Nederland zijn volgens het rapport opvallend negatief over de steun die zij krijgen van volwassenen buiten hun gezin. Ook vinden ze dat deze volwassenen niet altijd een goed voorbeeld geven. ‘De negatieve impact van het gebrek aan steun, of goed voorbeeld, van volwassenen is groter als kinderen extra kwetsbaarheden in hun leven ervaren. Dit kan een verklaring zijn voor de zorgelijke scores die we in vooral Groningen, Friesland en Limburg zien.’

Inclusiviteit

Volgens het rapport zouden kinderen, als ze zelf Kinderombudsman waren, zich inzetten voor meer inclusiviteit en inspraak van kinderen. De wensen weerspiegelen volgens het rapport de ontwikkelingen in de samenleving, zoals de Black Lives Matter-beweging en klimaatacties, waarin steeds meer aandacht komt voor de onderwerpen. Vooral Friese kinderen geven aan inclusiviteit - ‘dat iedereen erbij hoort’ - een belangrijk onderwerp te vinden. ‘Mogelijk hangt deze wens ook samen met de problemen die in hun leven spelen.’ Bij open vragen vulden ongelukkige Friese kinderen in dat onder meer de acceptatie van hun seksuele voorkeur door ouders beter kan.

Alle crisissen in Nederland, zoals de boerencrisis, de gaswinning in Groningen en de oorlog in Oekraïne helpen bepaald niet. Volgens het rapport kunnen al die thema’s ‘gekoppeld aan de manier waarop volwassenen het maatschappelijk debat met elkaar voeren’ een ‘negatieve impact hebben op de ontwikkeling van kinderen en het beeld dat kinderen van volwassenen hebben’.

De vragenlijst voor het onderzoek werd via onder meer sociale media, zoals Facebook, verspreid. Ruim 2300 vragenlijsten landelijk en 109 in Friesland waren voldoende ingevuld om goed te kunnen analyseren. De data waren representatief op het niveau van sekse. Om ervoor te zorgen dat de gegevens ook per leeftijd en provincie representatief waren, is aan bepaalde groepen meer en minder gewicht toegekend.