Rijksbouwmeester Francesco Veenstra uit Leeuwarden verheugt zich op toekomst: 'Rust en ruimte in Friesland zijn veel waard'

Francesco Veenstra.

Francesco Veenstra. Foto Phil Nijhuis

Francesco Veenstra spreekt zaterdagmiddag bij de Fedde Schurerlezing. De Rijksbouwmeester, geboren en getogen in Leeuwarden, verheugt zich op de toekomst.

Stel dat het nu geen 2022 is, maar 2100. Stel dan, zegt Francesco Veenstra, dat we terugkijken naar de generaties die aan het begin van de 21ste eeuw leefden. Hoe luidt dan het oordeel?

,,Dan vind ik dat er moedige mensen leefden die inzagen dat een kentering nodig was”, zegt Veenstra. ,,Dan vinden we dat er tachtig jaar eerder mensen waren die ondanks veel weerstand toch kozen voor een eerlijkere, rechtvaardigere en duurzamere wereld. Dat er mensen waren die keuzes maakten in het belang van de aarde en het voortbestaan van de mensheid.”

Soms probeert hij zich daadwerkelijk voor te stellen hoe het zou zijn om in de 22ste eeuw te leven. Geregeld probeert hij in zijn hoofd in elk geval een beeld te schetsen van hoe Nederland en Friesland er over vijftig of honderd jaar bij liggen.

Optimisme

Hij doet dat samen met stedenbouwkundige Wouter Veldhuis en landschapsarchitect Jannemarie de Jonge, de twee mensen met wie hij het College van Rijksadviseurs vormt. Samen adviseren ze het kabinet over het landschap, de bebouwing, architectuur en infrastructuur. Kort door de bocht: ze denken na over de ruimtelijke kwaliteit, nu en in de toekomst. Over dat laatste spreekt Veenstra zaterdagmiddag bij de Fedde Schurerlezing, in Tresoar.

Hij is optimist. ,,Als je je laat meeslepen door de ellende die er is, kan die neiging tot pessimisme ontstaan. Maar ik maak liever plannen. Dat geeft me energie, dat wakkert optimisme aan. Nu is het nog zo dat de Raad van State de overheid moet dwingen om maatregelen te nemen die goed zijn voor de natuur. Dat is beschamend. Dat moeten we niet meer willen. Dat wil je vóór zijn. We moeten ons als samenleving op een andere manier tot de natuur gaan verhouden en dat gaat ook gebeuren.”

,,Als je nu bedenkt in wat voor land je later zou willen wonen, dan kun je nu vast beginnen met het vormgeven van dat land”, vervolgt de Rijksbouwmeester. ,,Toekomstdenken helpt om beter te snappen wat je hier en nu moet doen. Dan kun je helder en eerlijk beleid maken.”

‘Verwoestend’

Nu al, zegt Veenstra, is bekend dat er in de loop van deze eeuw geen ,,verwoestende fossiele brandstoffen” meer worden gebruikt. Zeker is ook dat de zeespiegel stijgt. Dat heeft invloed op de bodem, het watersysteem en op de indeling van het land.

Er wordt, verwacht hij, over een halve eeuw veel minder voedsel verspild. Daardoor is minder landbouwgrond nodig om gewassen te telen. Het bouwen van huizen, waarvan er de komende jaren honderdduizenden nodig zijn in Nederland, gebeurt op termijn alleen nog circulair en biobased. Met natuurlijke materialen dus.

Veenstra woont al een tijdlang in Rotterdam, maar Friesland laat hem nooit los. Hij denkt dat zijn geboorteprovincie ,,niet extreem” gaat veranderen de komende decennia. Dat wil zeggen: het weidse landschap in een groot deel van de provincie blijft, de meeste bedrijvigheid blijft zich concentreren bij de grotere plaatsen, de cultuurhistorie blijft bewaard.

,,Maar de kwaliteit van het land wordt beter, met veel meer ruimte voor biodiversiteit. Daar ben ik van overtuigd.” Nieuwe huizen die nodig zijn, worden wat hem betreft zoveel mogelijk in ,,bestaande kernen” gebouwd.

Harder op de trom

Feit is dat de meeste nieuw te bouwen woningen en bedrijven in de Randstad terechtkomen. Feit is ook dat de rijksoverheid daar verreweg het meeste investeert. Veenstra is voor meer ,,spreiding van bedrijvigheid” door het hele land.

Begin deze week werd nog duidelijk dat van de 7,5 miljard euro die het kabinet in infrastructurele projecten in het hele land steekt, slechts een schijntje voor Noord-Nederland is bestemd. De 3 miljard die voor de Lelylijn op de plank ligt, werd daarbij niet meegeteld. Over die Lelylijn gesproken. Veenstra vraagt zich af of alle inwoners van de provincie daar uiteindelijk iets aan hebben, of alleen de mensen die in de buurt van de uiteindelijke stations wonen.

Volgens hem mogen de noordelijke provincies en mag dus ook Friesland best harder op de trom slaan in Den Haag. ,,Laat weten wat je vindt en waar je recht op denkt te hebben. Maar geloof me: hoewel het meeste geld naar het westen van het land gaat, is daar echt niet alles beter. De rust en de ruimte in Friesland zijn veel waard.”