In 1982 stapten veertig Vietnamezen op een bootje voor een beter leven, nu wonen ze gelukkig en tevreden in Drachten

Groepsfoto van de Vietnamezen tijdens een reüniefeest op 9 december 2022 in Drachten.

Groepsfoto van de Vietnamezen tijdens een reüniefeest op 9 december 2022 in Drachten. Foto: Andries Jelle de Jong

Het is een vroege ochtend in mei 1982 als veertig Vietnamezen aan de kust van de stad Cam Ranh muisstil op een bootje stappen om te vluchten voor de communistische onderdrukking in hun land. Ze weten niet of ze zullen sterven van de honger of zullen omslaan en verdrinken. Ze weten niet waarheen ze zullen varen. Ze weten maar één ding: ze moeten weg. Nu wonen ze gelukkig en tevreden in Drachten.

Lees meer over
Smallingerland

Tuan Tran (63): ‘Onze situatie was uitzichtloos’

,,De exacte datum in mei 1982 waarop we zijn vertrokken, weet niemand van ons meer. Veel belangrijker waren de omstandigheden, zoals het omkopen van de politie: precies de juiste agent moest dienst hebben in de nacht die we zouden vluchten. Doordat ik zelf als agent had gewerkt, wist ik van één iemand dat die corrupt was; we hadden zijn hulp nodig om weg te kunnen komen. Dat ik die agent kende, was de reden dat de booteigenaar mijn broertje en mij mee lieten vluchten. De andere mensen op de boot waren vrijwel allemaal familieleden van hem.

Het omkopen van de bewuste politieman, dat moest ik doen. Het was de bedoeling dat die agent -hij was een leidinggevende- rond 12 of 1 uur een ronde zou doen met zijn groepje collega’s. Dat deden ze elke nacht: meerdere zeecontroles langs de kust om te kijken of er niks verdachts gebeurde. Eigenlijk werd de kustlijn 24 uur per dag in de gaten gehouden om te voorkomen dat mensen zouden vluchten.

We hadden een plek afgesproken waar ik zou staan met goud. Die hoofdagent zou zijn groepje vooruitsturen en hij zou achterblijven om het totaal aan goud en gouden sieraden -ik denk dat het omgerekend zo’n 3000 euro waard was- in ontvangst te nemen. Daarna zou hij de groep meenemen naar zijn kantoor en zouden wij een uur de tijd hebben om te vertrekken. Het was een goed plan. Maar het mislukte volledig.

Iedereen werd opgepakt

De bedoeling was om met een groep van ongeveer honderd mannen, vrouwen en kinderen te vertrekken vanaf twee plekken. De eerste veertig zouden aan boord stappen op de plek waar ik de politie omkocht; er was daar geen plek om honderd man te verstoppen. Daarna zouden we naar de tweede locatie varen, zo’n 4 kilometer verderop, om de grotere groep van zestig personen op te pikken. Een zus van de baas van de boot zou ervoor zorgen dat die groep ’s nachts op tijd klaar zou staan op de afgesproken plek.

Tijdens de avond zou de groep zich verstoppen in een woning bij de zee. Maar de politie werd getipt en heeft iedereen daar opgepakt. Ik was hartstikke bang, maar ik móest weten wat er precies aan de hand was. Ze kenden mij daar, dus ze mochten me niet zien. Ik ben naar het politiebureau geslopen en herkende door een raampje een aantal gezichten van die groep. Toen wist ik zeker dat ons plan kapot was. Voor ons betekende dat, dat wij ook allemaal werden gezocht.

Ik wist hoe dat ging: wie niet wilde praten, werd gemarteld en net zo lang mishandeld totdat ze vertelden van wie de boot was, waar de boot lag en wie er nog meer wilde vluchten. We moesten ons dus allemaal verstoppen om niet opgepakt te worden. Het liefst gingen we meteen met de boot weg, maar dat kon nog niet: het was laagwater en het zou nog een paar uur duren voordat het vloed werd. We dachten allemaal dat het vluchten niet meer door zou gaan.

Mijn broertje Sanh, die met ons mee zou vluchten, klom hoog in een boom. Ik moest me ook verstoppen, maar tegelijk in de buurt blijven om op te letten of die ene corrupte politieagent nog naar ons toe zou komen. Intussen werden woningen doorzocht, op zoek naar voorraden rijst of benzine voor de vlucht. Maar de jerrycans met benzine en water waren al goed verstopt bij de zee.

Ik ben die agenten sluipend overal naar toe gevolgd, stiekem in het donker, steeds op een afstand van 50 meter of meer. Ik móest weten wat ze deden en of we nog kans hadden om weg te komen. Ze schenen met zaklampen in de bomen, ook in de boom waar mijn broertje in zat, maar ze vonden hem niet. Toen zijn ze bij de boot gaan kijken waarmee we zouden vluchten. Omdat het water te laag stond en we toch niet weg konden komen, besloot de politie om de boot de volgende dag pas in beslag te nemen.

We waren eigenlijk volstrekt kansloos

Het zag er slecht uit voor ons. We stonden allemaal op een lijst van de politie, dus we werden gezocht en zouden opgepakt worden. We zouden voortaan altijd extra in de gaten worden gehouden en ons leven niet meer kunnen oppakken of opbouwen. De boot, onze enige kans om weg te komen, zou de volgende dag uit het water worden gehaald. Ik zocht de baas van de boot op zijn verstopplek op voor spoedoverleg. Het was inmiddels bijna 5 uur ’s ochtends en het werd al bijna licht. De vissers zouden terugkomen van zee en zouden ons opmerken en dan alarm slaan. We waren eigenlijk volstrekt kansloos als we wilden vluchten, maar ook als we zouden blijven. Ik was 23, mijn broertje 21. De situatie was uitzichtloos, eigenlijk nog uitzichtlozer dan vóór ons vluchtplan.

In die gemoedstoestand besloten we voor alles of niets te gaan. We zochten iedereen bij elkaar, namen een beetje eten mee en stapten aan boord van een klein bootje, dat ons naar de grote boot bracht. Toen we vanuit de kust wegvoeren, kwamen we inderdaad vissers tegen die begonnen te schreeuwen: ‘Bootvluchtelingen!’ We smeekten hen om stil te zijn en boden hen aan om mee te gaan, maar dat wilden ze niet: ze verklaarden ons voor gek om op dit tijdstip te vluchten, want het werd licht.

Toen we de zee op gingen, ben ik in de onderste ruimte van de boot gaan liggen. Ik was zeeziek en helemaal kapot van de hele nacht waken, volgen, opletten en regelen. Ik ben in diepe slaap gevallen. Toen ik wakker werd, waren we al zover op zee, dat er rondom ons nergens meer land te zien was. We wilden graag naar de Filipijnen varen, maar ik had geen idee waar we waren. Eerlijk gezegd overheerste bij mij de gedachte dat we toch allemaal dood zouden gaan. Wie zou ons immers komen redden op die enorme Zuid-Chinese Zee?”

Hoa Nguyen (56): ‘Onze ouders vonden dat we moesten vertrekken’

,,Met het weinige drinkwater dat we op de boot bij ons hadden, moesten we heel zuinig zijn. Kleine slokjes. We wisten niet hoe lang we er nog mee moesten doen. We hadden gehoord dat sommige bootjes wel drie, vier weken op zee hadden gedreven en dat overleden vluchtelingen deels werden opgegeten door de overlevenden. Door de hoge golven sloeg er geregeld water bij ons aan boord, dat we er dan weer uit moesten scheppen.

Ik was 15 toen ik vluchtte. Kennissen en vrienden van mij werden opgepakt om in het leger te vechten tegen de Rode Khmer, het leger van de communisten uit Cambodja. Sommigen werden na een paar dagen dood teruggebracht. Dat wilde ik beslist niet. In de voorbereiding zijn mijn broer en ik vier weken van tevoren al begonnen om kleine voorraden olie, drinkwater en voedsel te kopen en in het donker stiekem te verstoppen bij de boot. Dat we niet zijn ontdekt tijdens het vluchten, is een wonder. De politie is destijds nog achter ons aan gekomen met een speedboot, maar kon ons niet vinden omdat we een totaal onverwachte route waren gevaren.

We hebben enorm veel geluk gehad dat we zo snel werden opgepikt. We hebben maar twee dagen en één nacht, in totaal 36 uur, hoeven varen. Duizenden Vietnamezen zijn op zee gestorven doordat de diesel opraakte en de boot daardoor stuksloeg op de golven, of door honger of verdrinking. De kapitein van het Nederlandse schip vroeg ons wat er met onze boot moest gebeuren: in brand steken of laten zinken? We hebben beide gedaan: eerst branden, dan zinken. Aan boord gingen de mannen meehelpen met taken op het schip; de vrouwen hielpen in de keuken. ’s Avonds dronken we in de kantine van het schip een biertje met de bemanning.

Soms voelden we ons eenzaam

In Drachten ging ik in een huis wonen aan de Nova Cura met mijn broer van 18 en zus Tho van 16. Eten koken deden we vaak zelf, soms gingen we naar ons gastgezin. Aan de aardappelen en gehaktballen moest ik wennen, maar ik vond het al gauw lekker. Kippenvleugeltjes kende ik al uit Vietnam. Soms voelden we ons eenzaam: drie tieners zonder ouders aan de andere kant van de wereld. Ik miste mijn vrienden enorm. Onze ouders vonden dat we moesten vertrekken voor nieuwe kansen; zij bleven achter met onze andere zus. Vanaf het schip konden we in de haven van Singapore een kort briefje naar onze ouders schrijven. Dat briefje is aangekomen. Hier in Friesland heb ik van alles gedaan aan opleidingen en werk, van administratie tot automonteur en kozijnen maken bij De Vries in Gorredijk.

Momenteel werk ik bij VConsyst in Gorredijk; we maken ondergrondse containers voor bijvoorbeeld textiel en papier. Veertig jaar na ons vertrek ben ik heel gelukkig in Drachten. Met mijn vrouw Se Thi Nguyen, die ook op de boot zat en toen 14 was, heb ik twee kinderen gekregen. In 2001 hebben we dit huis gekocht, waar we heel gelukkig en tevreden mee zijn. Nog altijd vertrouw ik mijn geboorteland niet volledig, maar we willen nog wel weer eens op bezoek gaan in Vietnam.”

Nguyet Truong (75 jaar): ‘Ik zag het enorme schip als eerste’

,,Van onze boot was ik de eerste die in de verte een stipje zag. Het bleek een enorm vrachtschip met containerruim van de Nederlandse scheepvaartmaatschappij Nedlloyd, de Streefkerk. Toen het reusachtige schip van 146 meter lengte op ons bootje van 11 meter lengte af kwam varen, kun je je wel voorstellen wat wij deden: met onze armen zwaaien, schreeuwen, joelen, smeken. Achteraf heb ik gehoord dat ze ons hadden gezien op hun radar, al twee uur voordat wij hén zagen. De kapitein uit Ermelo had al contact opgenomen met de Nederlandse overheid met de vraag of ze ons mochten oppikken. Dat mocht.

Een bemanningslid met een megafoon schreeuwde in het Engels naar ons dat we het schip vanaf de achterkant moesten benaderen, anders zouden we omslaan of worden verpletterd door de slaggolven. De gebaren waren duidelijk: onze motor moest uit en hun schip ging voor anker. Er werd een touwladder uitgerold langs het kolossale schip; vrouwen en kinderen mochten als eersten naar boven klimmen. Dat was zwaar, maar we werden geholpen door de bemanning. De vrouw van de baas van de boot had een baby van een maand oud; we hebben het allemaal gehaald.

Aan boord van het grote schip werden we eerst onder de douche gezet en kregen we een injectie in verband met ziektes en besmettingsgevaar. Er was een dokter aanwezig die ons allemaal onderzocht. Echt praten met de bemanning konden we niet door het verschil in talen. Omdat ik in Vietnam op kantoor in de personeelsadministratie had gewerkt van een Amerikaans bedrijf, kon ik wat Engelse zinnetjes. Daardoor kon ik een paar woorden wisselen met de kapitein. A. Bikker heette hij; ik kreeg zijn visitekaartje en een speldje.

Ik wilde graag naar Amerika

Nadat we waren opgepikt, werden we naar een vluchtelingenkamp in Singapore gebracht. Daar hebben we drie maanden doorgebracht en intussen werden alle benodigde papieren voor ons klaargemaakt. We mochten kiezen naar welk land we wilden; Europa was toen heel vriendelijk voor Vietnamese vluchtelingen.

Anders dan de rest van de groep, die voor Nederland koos, wilde ik graag naar Amerika. Daar woonden een oom en tante van mij. Om de papieren in orde te krijgen voor mijn reis naar de Verenigde Staten, moest ik wat langer blijven. Ik werd naar Galang gebracht, ook in Maleisië: van daaruit konden vluchtelingen naar Amerika gaan. De rest vloog met KLM naar Amsterdam en kwam eerst in een kamp in Leerdam terecht. Daar verbleef de groep in september, oktober en november 1982. Ze maakten kennis met de taal en de cultuur van Nederland en er werden nog meer papieren klaargemaakt.

Omdat mijn oom en tante me niet officieel wilden accepteren en geen papieren wilden tekenen, kon ik niet naar Amerika. Toen ben ik alsnog naar Nederland gereisd, de groep achterna. Vanuit Leerdam kwamen we allemaal in Drachten terecht en kregen we een woning toegewezen. Met een bus werden we één voor één afgezet bij onze nieuwe woonplek en ineens woonden we verspreid over heel Drachten. Het kostte een tijdje om elkaar weer terug te vinden. Ik ging eerst samenwonen met de broers Tuan en Sanh Tran, later kreeg ik een woning aan de Nova Cura. Vanuit een gastgezin kreeg ik hulp van mevrouw Jansen en familie Wijma.

Ik móest daar weg

Samen met een Vietnamese man kreeg ik twee dochters, Kim-Han en Nguyen-Ha. Hun vader bleef niet bij mij, ik heb de opvoeding van mijn dochters alleen gedaan en ben inmiddels oma van vier kleinkinderen. Naast het geluk dat mijn kinderen en kleinkinderen me brengen, is het vluchten uit Vietnam en terechtkomen in Nederland het beste wat me is overkomen.

Ik had al acht keer eerder geprobeerd te vluchten, maar alle eerdere pogingen mislukten. Ik móest daar weg, er was geen vrijheid voor ons, we konden daar op die manier niet leven. Hier wel. Ik ben de bemanning van het schip, de Nederlandse regering en alle lieve mensen hier heel dankbaar. Ik woon nog steeds tot mijn volle tevredenheid in hetzelfde huis in Drachten.”

Tho Nguyen (57): ‘Vluchten is het beste wat we konden doen’

,,Ik zou eigenlijk niet vluchten, ik zou bij de familie blijven. Maar mijn zus zat in de groep die werd ontdekt en opgepakt. Toen besloten mijn ouders dat ik met de rest van de familie mee moest vluchten: vijf broers gingen ook de boot in. Eén van hen is Hoa Nguyen. Hij was 15, Ik was 16. Mijn oudste broer was de baas van de boot, hij was toen 35 jaar, nu 75. Om te vluchten had hij een boot gekocht en met het geld dat iedereen aan hem moest betalen om mee te kunnen vluchten, heeft hij de boot laten verbouwen zodat er meer mensen op konden.

Het vertrek zelf vond ik heel eng. Ik kon niet zwemmen, net als de meeste meisjes in Vietnam. Een kleine boot, midden op de oceaan, ik vond het vreselijk. De golven waren soms hoog, we werden er nat van en ik was doodsbang. Toen we werden gered, voelde het alsof ik in de hemel was aangekomen. Zó blij. Zó gelukkig.

Eenmaal in Drachten miste ik mijn ouders en had ik veel heimwee. Mijn vader werd opgepakt en geslagen in de gevangenis omdat wij waren gevlucht. De communisten dachten dat hij veel goud had betaald voor ons vertrek, maar dat was niet zo. Ik vond de taal hier het moeilijkst van alles. Ik moest Nederlands leren, maar hoorde ook Fries en ik volgde de mavo-avondschool. Ik kan me nu goed genoeg uitdrukken in het Nederlands.

In Veendam ging ik werken in een Chinees restaurant en later bij Peking in Drachten. In 1987 ben ik getrouwd en we kregen twee kinderen. Sinds 1997 werk ik bij Philips als productiemedewerker. We zijn nog vijf keer teruggegaan naar Vietnam, maar alle keren waren we bang. Bij de douane vonden we de strenge gezichten van de politie en de wapens die ze dragen, nog steeds eng. Ik ben er trots op hoe we het hebben gedaan, hoe we nu wonen in De Trisken en wat we hebben bereikt. Daar waren we niet vrij, hier wel. Ik hou van onze vrijheid. Vluchten is het beste wat we konden doen.”

Tuan Tran: ‘Kansen pakken en elke dag huilen’

,,Aan boord van het Nedlloyd-schip konden we ons wassen en kregen we eten. Voedsel dat ik in mijn hele leven nog nooit had gezien. Het was de eerste keer dat ik een sinaasappel vasthad en mocht opeten. Daar hadden we in Vietnam geen geld voor, we waren arm, hoe konden wij zoiets kopen? Ik had ook nog nooit een appel gegeten. Als ik nu terugdenk aan die sinaasappel en die appel, moet ik weer huilen. We hebben zoveel geluk gehad.

In Drachten kwam ik in november 1982 op de Orion te wonen met mijn broertje Sanh en Nguyet Truong samen. Mevrouw Hoekstra gaf ons Nederlandse les. We kregen allemaal liefdevolle begeleiding van een gastgezin, in ons geval was dat de familie Bosklopper: Meindert en Wietske. Ze woonden vlak bij ons en leerden ons dingen over Nederland, hoe we boodschappen moesten doen, hoe alles hier werkte, hoe we moesten fietsen.

Het aanpassen vroeg veel van ons. We konden met niemand communiceren door de taal en waar in Vietnam iedereen buiten leeft, bleken de Nederlanders binnen in hun huizen te leven. We konden moeilijk contact maken, het weer was hier heel anders en ik miste mijn moeder en mijn jongste broertje enorm. Onze vader was in 1968 al omgekomen in de oorlog; hij was militair en is met acht anderen levend begraven in een massagraf. Het was natuurlijk hartverscheurend dat ik maar één broertje kon meenemen en het andere broertje moest achterlaten. Bé was de jongste, hij was 18 en moest in Vietnam blijven om voor onze moeder te zorgen als wij dood zouden gaan op zee.

Van elke 100 gulden ging er 50 naar Vietnam

Bellen kon niet, we stuurden af en toe een briefje en kregen soms een briefje terug. Van elke 100 gulden die ik verdiende, ging er 50 naar mijn moeder en broertje in Vietnam. Tot op de dag van vandaag stuur ik geld naar mijn familie; alles wat we extra hebben of kunnen missen, gaat naar hen. We hebben door ons vertrek dus ons eigen leven kunnen verbeteren, maar ook de levens van de achterblijvers.

Pas dertien jaar later durfde ik eens terug te gaan om hen op te zoeken. Ik miste alles en iedereen heel erg; ik moest de eerste jaren in Nederland elke dag huilen. Die emoties wisselden zich af met blijdschap. Toen ons gastgezin ons bijvoorbeeld eens ophaalde met de auto om ergens naar toe te gaan, had ik mijn hele leven nog nooit in een auto gezeten. Dan voelde ik pure vrijheid en blijdschap.

Ik wist dat ik aan alles moest meedoen in Nederland en alles moest leren, om een kans te maken. De taal goed leren, dat wilde ik heel graag. Kunnen communiceren is een opening naar betere kansen. Inmiddels is Nederlands mijn eerste taal geworden; ik denk in het Nederlands. Op mijn werk in Leeuwarden versta ik ook het meeste wel als mijn collega’s Fries praten. Bij Philips in Drachten heb ik vanaf 1988 kansen gekregen en interne opleidingen gevolgd. Sinds 2012 werk ik bij Friesland Campina als allround verpakkingsoperator.

Trotse opa en oma

Ik ben heel tevreden over de weg die ik heb afgelegd op werkgebied en de mooie baan die ik nu heb. In 1986 ben ik getrouwd met Dieu, een Vietnamese vrouw die in 1985 met het vliegtuig naar Nederland is gekomen. In 1987 werd onze dochter Bitoen geboren, in 1995 onze zoon Trong. Onze kinderen zijn het huis uit, we zijn trotse opa en oma van Simm en Tomm en we wonen nu met z’n tweeën op de Wetterwille in Drachten.

De laatste jaren ben ik sneller emotioneel als ik over ons spannende vertrek uit Vietnam praat. Vroeger had ik het niet zo gauw, maar tegenwoordig heb ik vrijwel meteen tranen in mijn ogen als ik bijvoorbeeld aan een collega iets vertel over onze vlucht. Halverwege breek ik het verhaal dan af, dan kan ik niet verder vertellen. Het lijkt wel of het onderwerp gevoeliger wordt naarmate ik ouder word.”

Waarom de Vietnamezen vluchtten: geen toekomst meer

Na het vertrek van de Amerikanen op 30 april 1975, trok het Noord-Vietnamese leger Saigon binnen. Zo werd de samensmelting van Noord-Vietnam en Zuid-Vietnam tot één land een feit. De communistische overheerser beloofde vrede en betere tijden, maar het communistische regime onderwierp de bevolking aan onmogelijk strenge wetten. Zo moest iedereen alle bezittingen inleveren; geld was niks meer waard en alle inwoners, zowel arn als rijk, kregen 10 dollar als startkapitaal. De communistische partij waakte voor andersdenkenden; de hoger opgeleiden die mogelijk een gevaar zouden opleveren, werden in heropvoedingskampen opgesloten.

Voor veel Vietnamezen werd duidelijk dat er voor hen geen toekomst was in eigen land. Ze vluchtten massaal, velen met noodlottige afloop: duizenden Vietnamese bootvluchtelingen verdronken in de Golf van Tonkin of werden door Thaise piraten overvallen, verkracht en vermoord. Voor de internationale scheepvaart vormden de bootvluchtelingen in de Zuid-Chinese Zee een lastig probleem; het oppikken van vluchtelingen kostte tijd en geld en veroorzaakte dikwijls vervelend gedoe met de Vietnamese autoriteiten.

Er zijn naar schatting zo’n zevenduizend Vietnamese vluchtelingen in Nederland opgenomen, onder wie deze groep van veertig in Drachten. Vier van die veertig vluchtelingen uit 1982 zijn inmiddels overleden. De overgeblevenen vierden - samen met de nog in leven zijnde leden van hun Friese gastgezinnen - op 9 december in studio Dansida in Drachten een reüniefeest.