Een bezoek aan het eiland Kéa

Kostis Maroulis wijst me op de kaart waar de mooiste stranden van het eiland zich bevinden, hoe de wandelpaden lopen en waar ik onderweg bronwater kan vinden.
We zitten samen aan de lange houten tafel van het huisje dat ik deze week heb gehuurd. Hij heeft mij net een grote schaal met verse tomaten uit de moestuin gebracht en geeft me ook een fles rode wijn van eigen oogst van Mavroudi-druiven.
Een uur lang zitten we samen gebogen over de kaart van het eiland Kéa.
In Athene kocht ik een paar jaar geleden de reisgids 777 schitterende Griekse eilanden, geschreven door Yiannis Desypris. Een reisgids om af en toe in te bladeren, foto’s te bekijken en te dagdromen over een van deze honderden bestemmingen. Soms kies ik een eiland en zet ik de dagdromen om in een echte reis. Liefst naar een van de kleine, relatief onbekende eilanden die in het boek staan genoemd. Zo ook nu.
Kéa – door de bewoners zelf Tzia genoemd – is deze keer de bestemming. Het eiland is 128 vierkante kilometer groot, meet ongeveer 20 bij 10 kilometer groot, dus als ik daar een week verblijf, zou het moeten lukken het hele eiland te zien. Dat wil ik voornamelijk te voet doen, want er zo’n 11 wandelroutes uitgezet die het hele eiland bestrijken.
Na mijn aankomst uit Nederland heb ik vanuit de Atheense luchthaven Elefthérios Venizélos een taxi genomen naar de haven van Lavrio. Daar vertrekt de veerboot naar Kéa, een overtocht van ruim een uur. Op de boot ben ik de enige Nederlandse. Er zit een Duits echtpaar een eindje verderop op het dek en de andere reizigers zijn stuk voor stuk Grieken.
Onderweg passeren we het eiland Mákronisos, het kale eiland dat tijdens de burgeroorlog (1946-1949) en het kolonelsregime (1967-1974) dienst deed als gevangenen-eiland. Beroemde Griekse intellectuelen en verzetsstrijders als de componist Mikis Theodorákis en de dichter Yiannis Ritsos zaten hier in het ‘kamp der doden’. Vanuit het dek van de ‘Makedon’ zie ik de barakken en andere gebouwen van het voormalige ballingsoord liggen.
Bij aankomst op Kéa, in de kleine haven van Korisía, word ik opgewacht door Kostis. Hij is de eigenaar van de Red Tractor Farm, waar ik deze week logeer. De boerderij is al decennialang eigendom van de familie Maroulis. Toen Kostis klein was, vertrokken zijn ouders naar Athene, maar het gezin bleef hier in de weekenden en de zomervakanties terugkomen. Kostis besloot in 1998 Athene te verlaten en het oude landgoed van zijn grootouders nieuw leven in te blazen. In 2005 voegde ook zijn Amerikaanse vriendin Marcie Mayer zich bij hem. Samen renoveerden ze de oude gebouwen en ontwikkelden ze het land.
De naam van de hoeve is ontleend aan de grote felrode tractor die de tuin siert. Hij stamt uit 1947 en werd door de Amerikanen in het kader van het Marshall-plan aan het eiland geschonken.
Het resultaat is een prachtig landgoed met een wijngaard, olijfbomen, terrasvormige tuinen en 4 aparte huizen, waar in totaal voor zo’n 20 gasten plaats is. Ik logeer zelf in het Big Fish Guesthouse, ‘the funky house’, zoals Marcie het noemt. Het huisje is glad wit gestuct en eenvoudig ingericht. Desondanks is alles wat ik nodig heb, voorhanden. Er is een keuken, een groot privé-terras, twee slaapkamers en twee badkamers. Een televisie is er niet, maar die kan ik goed missen in deze prachtige omgeving.
De dagen verlopen volgens een prettig patroon. Overdag maak ik lange wandelingen over het eiland. Men heeft hier op veel plaatsen de kalderimi, de oude stenen paden, in ere hersteld. De paden leiden me door olijf- en wijngaarden, langs eeuwenoude witte kapelletjes en dorsvloeren, en de voor dit eiland kenmerkende eikenbomen die het eiland een groen aangezicht geven. Boven mijn hoofd cirkelen roofvogels en voor mijn voeten schiet af en toe een slang weg. De bewegwijzering onderweg is vrij goed en de uitstekende wandelkaart die Kostis mij gaf, doet de rest. Na afloop neem ik meestal een duik in zee in een van de prachtige baaitjes.
‘s Avonds eet ik bij een van de tavernes aan de kade van Korisía. Favoriet tijdens deze avonden is Magazes, een hip restaurant waar een fusion-variant van de traditionele Griekse keuken wordt geserveerd.
Op het terras van Magazes is goed te merken dat een groot deel van de eilandbezoekers uit welvarende Atheners bestaat. Met name op vrijdagavond, na aankomst van de Makedon, stroomt de kade van Korisía vol Grieken. En op de zondagavond heb ik vanuit het terras van Magazes weer zicht op een lange stoet auto’s die weer in het ruim van de veerboot worden geperst.
Niet eerder verbleef ik op een zo rustig en ontspannen Grieks eiland. Hier vind je geen discotheken, geen waterparken, er zijn geen vervelende opdringerige obers die je naar binnen proberen te praten en souvenirwinkels zijn hier ver te zoeken.
Na een week ben ik helaas zelf aan de beurt om de terugtocht naar Lavrio te maken. Dat doe ik echter niet zonder een paar stukjes Kéa mee naar huis te nemen. Ik ben voorzien van wijn, honing en jam van de Red Tractor Farm, en heb een flesje van de spatholado, de heilzame olie die Marcie van St. Janskruid maakt. Ook kocht ik in het hoofdstadje Chora een doos met de eiland-specialiteit, de typische honing-sesamreepjes die men hier pastelli noemt. Tot slot heb ik een kleine tas vol veelkleurige stenen op het strand verzameld.
Maar terugkomen op Kéa zal ik. Het oorspronkelijke plan om alle 11 wandelroutes, verspreid over het hele eiland, te belopen, bleek iets te ambitieus. De hellingen en kloven in het landschap zijn steiler en heftiger dan gedacht; de hoogste top van de Profitis Ilias is zelfs 570 meter hoog. In feite heb ik maar een deel van de heuvels van Kéa kunnen verkennen en heb ik een aantal dorpen niet bezocht. Kostis’ kaart wordt bij thuiskomst dan ook goed bewaard en ligt nu te wachten op een nieuw bezoek.
Voor meer informatie:
www.redtractorfarm.com
www.kearestaurant.gr
Yiannis Desypris (1994)- 777 schitterende Griekse eilanden. Athens: Toubis.
Tassos Anastassiou (2014)- Kea. History-Sightseeing. Syros: Hermoupolis.
Dit artikel werd gepubliceerd in Griekenland Magazine, zomer 2015.