Artistiek onderzoek - Wat houdt dat in? Een gesprek met Catalina Insignares

Gepubliceerd op

Onderzoek aan de Academie voor Theater en Dans, we weten dat het gebeurt, maar wat houdt het precies in? Dit is deel negen van een serie interviews, een kijkje in de keuken. Een gesprek met de in Brussel gevestigde Colombiaanse choreografe Catalina Insignares, deelnemer aan het THIRD-programma van DAS Graduate School.

Deel 9: Een ballroom voor de doden

Catalina is net terug uit Colombia als we elkaar spreken via Zoom – zij zit in Brussel, ik in Amsterdam. Het bloesje dat ze aanheeft is van haar oma die ze net begraven heeft. Voor haar sterfbed is ze teruggevlogen naar Bogota. Catalina: ‘Sinds ik in Europa leef zijn er twee tantes en een nichtje overleden, ik kon daar niet bij zijn, ik wist: de eerstvolgende keer ga ik terug.’

Catalina Insignares: Een paar jaar geleden verloor ik in korte tijd drie familieleden. Ik voelde me van hen afgesneden, ik was heel onthand. Toen ontdekte ik Au bonheur des morts (2015) van de Belgische filosofe Vinciane Despret, een prachtig boek over hoe onze relatie tot de doden verder gaat dan wat de psychologie ‘rouwen’ noemt: je rouwt en je gaat verder. Despret observeert allerlei manieren waarop levenden en doden hun relatie onderhouden. Hoe de doden tekens geven of een boodschap overbrengen via dromen. Hoe de levenden hun doden meedragen in het dagelijks leven of contact met hen zoeken via seances of door channeling.

Het lezen van Au bonheur des morts maakte voor mij de weg vrij om me rechtstreeks tot de doden te richten. Het ging mij niet alleen om mijzelf, ik vroeg me af wat voor een sociale ruimte ik kon creëren, wat de mogelijkheden waren om met deze stemmen in dialoog te gaan. In us as a useless duet (2015), een dansvoorstelling voor en met één persoon, was ik al bezig met het onzichtbare. Ik ontdekte hoeveel er voelbaar werd in de affectieve ruimte tussen mij en een ander. Hoeveel informatie er door het samen dansen binnenkwam.

Zo begon je opnieuw aan een één op één voorstelling: the landscape of the dead(2018).
Ja, wat ik probeerde was dit: de ‘toeschouwer’ gaat liggen en denkt aan iemand die dood is. Ondertussen raak ik hem aan, zoals in een massage, heel speels, ik trek, ik duw, ik verken. Dan nodig ik de beelden uit om in me op te komen in de vorm van een landschap. Dat kan een rivier zijn, maar net zo goed iets heel abstracts, zoals een blauw vierkant. Wat ik voor me zie, vertel ik tot in detail: o, ik zie nu een sigarettenpeuk… Er is ruimte voor humor, voor absurditeit, dat hoort bij het werk. We spelen met het idee dat het landschap de vorm is die de relatie met de overledene hier en nu aanneemt. Soms is het heel pregnant, dan zegt iemand: typisch mijn oma! Er resoneert altijd iets, de ontmoetingen zijn heel geladen, heel intens.

Tijdens een residentie in de zomer van 2021 in Colombia wilde ik dit onderzoek verder ontwikkelen, samen met Carolina Mendonça, met wie ik al jaren intensief samenwerk. Al snel werd duidelijk dat we de één op één relatie met de toeschouwer moesten loslaten. Je kent het wel: je praat over iemand die je verloren hebt, en dat zet dan voor de deur open voor de ander om over zijn eigen doden te vertellen. Alle andere doden verschijnen ook op het toneel. In Colombia was dit voortdurend aan de hand. Dat komt door de vele geweldsdoden daar. Wat we daar nodig hadden om het gesprek met de doden te ondersteunen was juist een collectieve ruimte. Carolina en ik hebben eerder een voorstelling gemaakt voor een grote groep mensen. Daarin lezen we de hele nacht voor terwijl de mensen slapen (useless land, 2018). Ons werk gaat sterk over luisteren. Zo ontstond in Colombia To know the vultures so well.

Hoe gaat die voorstelling in zijn werk?
Er zijn zes speakers. Als het publiek binnenkomt, vragen we hen te denken aan een overledene, met wie ze zich verbonden voelen. Mocht er een song of muziekstuk in hen opkomen, dan kunnen ze ons dat zeggen. Zo hebben we naast onze eigen playlists, - met nummers voor onze eigen doden en die van vrienden- ook een playlist van het publiek. We geven iedereen een zonnebril en een boekje met teksten: een collage van dagboekfragmenten uit Colombia en andere teksten uit onze onderzoeksperiode voor To know the vultures so well.

Vanwaar de zonnebrillen?
Zodat je geen oogcontact hoeft te maken, en ook omdat er iets grappigs aan is. Iedereen ziet er lichtelijk idioot uit. Alsof we in de Matrix zijn. We maken een kring, een vreemde, zwarte zonnebrillen-begrafeniscirkel, waar we de zes speakers omheen plaatsen. We leggen uit dat alle nummers die we draaien, gekozen zijn in relatie tot een dode. En dat al deze relaties vandaag aanwezig zijn. Dan draaien we de verschillende playlists door elkaar heen, uit zes speakers tegelijk. Het is een uur van rouw, een voorstelling, een praktijk, een soort van ritueel.

Met hoeveel mensen doe je dit?
Afgelopen augustus waren we in Berlijn, daar deden vijftig mensen mee. Tijdens de muziek verplaatsen Carolina en ik de speakers, verder van iemand af of juist dichterbij, we zetten het volume van sommige stemmen hoger of lager. Gek genoeg ontstaat er een soort opening in de tijd; er klinken liedjes voor mensen die al jaren geleden overleden zijn, maar er zitten ook songs tussen voor mensen waarvan ik denk dat zij binnenkort zullen sterven. Overigens is het niet alleen voor mensen, het kan ook voor dieren en andere levende wezens zijn.

Hoe beleven de mensen dit werk?
Iedereen vindt het behoorlijk intens. Iemand zei: ‘Het is een moeilijk cadeau, maar het is een cadeau. Het was lawaaiig en te veel, maar dank je wel.’ Een ander: ‘Het leek een ballroom voor de doden. Ik dacht aan iemand, maar er kwamen steeds meer doden bij.’ Sommige mensen huilen de hele tijd, anderen lachen. De ruimte is druk bevolkt door al die zangers en al die doden. Soms lijkt het alsof Madonna een duet met Juan Gabriel zingt. Er is een zekere mate van compositie, maar mooie en ontroerende momenten ontstaan net zo goed puur door willekeur. Kendrick Lamars ‘United in grief’ bleek bijvoorbeeld dezelfde drumbeat te hebben als een Afrikaans-Colombiaans nummer, dat we aan het strand opnamen. Doordat we ze hier samenbrengen claimen we dat ze iets met elkaar te doen hebben. Dat er iets gemeenschappelijks is.

Zijn de doden echt aanwezig?
Ja, dat denk ik wel. Mijn vriendin Léa Rivièra zegt: ‘Iedere keer als we over hen spreken, roepen we de doden op.’ Hier doen we dat met geluid. Ik denk dat ze op de een of andere manier aanwezig zijn.

Waarom doe je dit werk?
Het is een proces van jaren, ik denk dat het om herinneren gaat. Het ‘herinneren’ van kennis en vaardigheden die in de Westerse beschaving verloren zijn gegaan. Samen met mijn samenwerkingspartners Carolina Mendonça en Myriam Lefkowitz en anderen hebben we onze zintuigelijke intuïtie de afgelopen jaren getraind. We dringen niets op, maar zeggen wel: misschien kun je via dromen in contact met iemand komen, wie weet? We openen slechts een ruimte, slechts een mogelijkheid. Daar zijn mensen vaak dankbaar voor. En ook voor het contact met het duister, met dat wat zwaar of verdrietig is. Ik denk dat er een grote behoefte is om met deze gevoelens samen te zijn. Om samen te zijn in het ongemak.

(stilte)

Het klinkt pretentieus, maar ik geloof dat dit het werk is dat door mij en vele anderen gedaan moet worden. Ons opnieuw verbinden met de onzichtbare lagen. Maar ja, het wordt wel steeds gekker (lacht). Steeds gekker én steeds gewoner. Aanvankelijk dacht ik: waaah, ik maak contact met een dode. Ik was heel bang. Nu denk ik: ach ja, waarom niet? (lacht).

"Everything speaks; the air that passes and the kingfisher that sails by,
the blade of grass, the flower, the germ, the element. [...]
[...] all is a voice and all is perfume;
Everything says, in the infinite, something to someone;”

Victor Hugo

(fragment uit het boekje bij de voorstelling To know the vultures so well)

Het werk van Catalina Insignares en dat van haar lichting is bij te wonen tijdens DAS THIRD Annual Forum  van 26 tot 29 oktober.

Interview: Hester van Hasselt

Delen