Voormalig eikenhakhoutbosjes met een natuurlijkere, gevarieerde bosstructuur

It Fryske Gea heeft ongeveer vijftien “lytse boskjes” in beheer. Het gaat om spontane of soms aangeplante (park)bosjes op de Pleistocene zandgronden met een natuurlijke ontwikkeling. De bosjes liggen verspreid over Fryslân, van de Trynwâlden tot de beekdalflanken van het Koningsdiep, de Tsjonger en de Lende tot Gaasterlân. De bosjes verschillen in landschappelijke ligging, ontstaansgeschiedenis en natuurwaarden, maar zijn allen kleiner dan 50 hectare. Twee van deze kleine bosgebieden zijn het Lendebos en, gezamenlijk, het Meulebos en de Lukkesheide. 

Vanaf 2019 is onderzoek gedaan naar broedvogels en flora en vegetatie in zowel het Lendebos als het Meulebos en de Lukkesheide.

Ga snel naar:

Geschiedenis en toegankelijkheid Lendebos
Broedvogels Lendebos
Flora en vegetatie Lendebos
Geschiedenis en toegankelijkheid Meulebos en Lukkesheide
Broedvogels Meulebos en Lukkesheide
Flora en vegetatie Meulebos en Lukkesheide

Het Lendebos

Het Lendebos (40,4 ha) is het grootste “lytse boskje” en ligt ten zuidoosten van Oldeberkoop tussen het Koepelbos in het westen en het Stuttebos in het oosten. De Lende, waarnaar het bos vernoemd is, vormt de zuidgrens van het gebied. Het Lendebos bestaat uit een groter bos, twee perceeltjes grasland en een kleiner, geïsoleerd bosje. 

Lendebos

Geschiedenis en toegankelijkheid

In 1832 was het gebied grotendeels in eigendom van grietman Jan Albert Willinge. Een groot deel bestond toen uit heide en een kleiner deel uit hooiland. Voor 1850 was het resterende deel met bos beplant. Het bos is aangelegd op rabatten waarbij greppels zijn gegraven en het opgegraven zand en leem op de tussenliggende akkertjes is uitgespreid. Het bos is voor de eikenhakhoutcultuur in gebruik geweest. De eiken werden geschild in mei en juni wanneer de schors van de eik losser zit. De schors werd losgeklopt met de achterkant van een bijltje. Uit de schors won met looivloeistof voor leer.

Deze techniek van eiken schillen noemt men eekschillen. Men stond vaak in kuilen zodat men niet hoefde te bukken. In het Lendebos zijn in ieder geval drie van deze klopgaten herkenbaar. Daarnaast is een groter, rond gat aanwezig in het bos die permanent waterhoudend is. Dit is een bomkrater van een Engelse bommenwerper uit de Tweede Wereldoorlog.

Het Lendebos is sinds de Ruilverkaveling Midden Tjonger van 1975 tot 1990 niet meer toegankelijk en heeft zich inmiddels ontwikkeld tot een belangrijk rustgebied voor vogels en zoogdieren.

Broedvogels

Vrijwilligers en gezusters Minke en Richtje van den Berg inventariseren sinds 2019 de broedvogels van het Lendebos. In deze vier jaar zijn 39 verschillende broedvogels vastgesteld. De meest voorkomende is de Roodborst met 38 territoria in 2022. Opvallende soorten van bossen of bosranden zijn Appelvink, Boomklever, Bonte vliegenvanger, Matkop, Gekraagde roodstaart, Kleine bonte specht, Boompieper, Grote lijster en Grauwe vliegenvanger. Deze soorten indiceren een gevarieerd, hoog bos met overgangen naar open plekken met een lage begroeiing. In het bos zijn blijkbaar voldoende geschikte aftakelende bomen aanwezig voor nestholtes.

De Appelvink

In 2022 zijn zes territoria vastgesteld van de Appelvink. Deze vogel broedt in dichte, oude, hoge loofbossen of gemengde bossen me een gevarieerde structuur en een rijke bodem. Sinds 1980 is de Nederlandse broedpopulatie verviervoudigd. De Appelvink is een echte zaadeter. De vink heeft daarvoor ook een krachtige, kegelvormige snavel.

De Matkop

De Matkop is in 2022 met zeven territoria vastgesteld. Matkoppen broeden in vochtige loofbossen met zachthoutsoorten als berken en wilgen waarin ze een nestholte maken. Tijdens de broedtijd eten ze vooral insecten. Daarbuiten eten ze ook zaden. De Matkop is een standvogel die jaarrond in het broedgebied verblijft. De broedpopulatie is sinds 1980 met meer dan de helft afgenomen waardoor de vogel met de status ‘gevoelig’ op de Rode Lijst staat. De achteruitgang is in heel West-Europa vastgesteld. Waarschijnlijk is verdroging van de bossen de belangrijkste oorzaak. Het Lendebos is normaliter door de ondiepe keileemlaag redelijk vochtig en daardoor een geschikt broedgebied voor de Matkop.

Grauwe vliegenvanger

In tegen stelling tot de Appelvink is de Grauwe vliegenvanger een broedvogel van open bossen met struweel en randen. De Grauwe vliegenvanger nam jaarlijks af sinds 1980 en staat daarom als ‘gevoelig’ op de Rode Lijst, maar de laatste tien tot twintig jaar lijkt de soort weer toe te nemen. De afname van deze zomervogel is vooral te wijten aan het broedgebied. De achteruitgang van de insectenrijkdom is mogelijk een oorzaak.

Flora en vegetatie

De flora en vegetatiestructuur van het Lendebos is in 2022 gekarteerd door medewerker Henk J. Jager. Het bos is voor Friese begrippen rijk aan bosflora. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de keileem die dicht onder het oppervlakte ligt vooral richting het zuidelijke deel van het bos. Het leem zorgt voor het vasthouden van vocht in de bodem. De bosflora bestaat uit Bosgierstgras, Dalkruid, Dubbelloof, Drienerfmuur, Geschubde mannetjesvaren, Gewone salomonszegel, Grote muur, Hengel, Koningsvaren en Witte klaverzuring. Verder is het verspreid voorkomen van Blauwe bosbes opvallend. Dit is een relict van de voormalige heide. Langs enkele sloottaluds, waar het keileem is aangesneden, komt Dicht havikskruid voor.

Zeldzame bosplanten

De zeldzaamste bosplanten zijn Hengel en Witte klaverzuring. Hengel is een eenjarige halfparasiet die op bomen en struiken parasiteert. In het Lendebos zal het voornamelijk gaan om Zomereik, Ruwe en Zachte berk en Blauwe bosbes als gastheren. De plant heeft grote geelwitte bloemen die soms wat rood aanlopen. De nectarrijke bloemen worden vooral door hommels bezocht. De zaden worden door mieren verspreid vanwege oliehoudend weefsel aan de buitenkant, het zogenaamd mierenbroodje. Hengel is een typische zoomplant die op open plekken of langs bosranden voorkomt. In Fryslân is de soort zeldzaam en vrijwel beperkt tot de zuidoosthoek.

De Witte klaverzuring heeft een vergelijkbare verspreiding. Witte klaverzuring is een typische schaduwplant. De plant heeft een zwak zure tot goed gebufferde bodem nodig. In het Lendebos zorgt de ondiepe keileem voor deze omstandigheden. De plant is wintergroen en heeft uitgebreide wortelstokken. In april en maart bloeit de plant met wit tot roze bloemen. Later in het jaar worden zogenaamde cleistogame bloemen gevormd. Deze bloemen blijven gesloten waardoor zelfbestuiving plaatsvindt.

Goede bosstructuur

Het Lendebos heeft een vrij goede bosstructuur. Het bos heeft voldoende oppervlakte met een gelaagde boomfase. Dat betekent dat er voldoende bomen zijn met kroonvorming, diktegroei en hoogte groei. Het aantal levende dikke bomen is ook voldoende. Evenals de verscheidenheid in inheemse en uitheemse bossoorten. Het oppervlakte struweel en open plekken laat nog te wensen over. Dit zou zich door middel van bosrandbeheer, dunnen of verjongen beter kunnen ontwikkelen. Ook het aantal dode dikke bomen is nog vrij laag, maar dit is een vooral een kwestie van tijd en geduld en het vrijstellen van levende dikke bomen, zogenaamde “toekomstbomen”.

Plaatselijk komt in het bos veel Hazelaar voor in de ondergroei wat ook weer te maken heeft met de ondiepe leemlaag. Een zeldzaam bostype wat fragmentarisch voorkomt op dergelijke vochtige plekken is het Vogelkers-essenbos. Dit bos bestaat uit bomen als Zwarte els en Es en struiken als Eenstijlige meidoorn, Gelderse roos en Gewone vogelkers en Wilde kardinaalsmuts. Laatstgenoemde is in Fryslân zeldzaam. Helaas was deze soort in 2022 niet meer terug te vinden.

Het Meulebos en de Lukkesheide

Meulebos

Een kleine twee kilometer ten noordwesten van het Lendebos, aan de andere kant van Oldeberkoop, ligt het Meulebos en de Lukkesheide (14,3 ha). Deze bosjes liggen op de zuidflank van de Kuunder of Tsjonger.

Geschiedenis en toegankelijkheid

Het Meulebos bestaat uit een oude beukenlaan met aan weerszijden oude eikenbosjes. De Lukkesheide ligt driehonderd meter ten westen van het Meulebos. De Lukkesheide is een voormalige heide dat in de tweede helft van de twintigste eeuw is begroeid met bos. De bosjes zijn in het kader van de ruilverkaveling Midden-Tjonger in 1990 met ongeveer twee hectare uitgebreid door bosaanplant, een pad tussen het Meulebos en de Lukkesheide en enkele lanen.

Het Meulebos en de Lukkesheide hebben een belangrijke recreatieve waarde als wandelbos. Er zijn drie ingangen, namelijk via de Meulereedweg naar de Lukkesheide, via de Wolvegaasterweg naar het Meulebos en via Molenbosch naar het Meulebos. Vanaf de Meulereedweg is in westelijke richting ook natuurgebied de Meulereed te bezoeken.

Broedvogels

Het Meulebos en de Lukkesheide zijn 2021 geïnventariseerd op broedvogels door vrijwilliger Anne Jan van den Berg, vader van Minke en Richtje. Eerder heeft hij dit gedaan in 2015. De Tjiftjaf was in 2021 de talrijkste broedvogel met 17 territoria. Dit is in verhouding meer dan in het grotere Lendebos, waar het aantal territoria fluctueert tussen 12 tot 15. Mogelijk heeft dit te maken met de rijkere ondergroei met zwarte braamsoorten in het Meulebos en de Lukkesheide. Hoewel de dichtheden variëren, is de samenstelling aan broedvogelsoorten vergelijkbaar met die van het Lendebos.

De Gekraagde roodstaart

De Gekraagde roodstaart is met zeven territoria goed vertegenwoordigd. Gekraagde roodstaart is een holenbroeder, maar broedt ook graag in nestkasten. Het leefgebied kan bestaan uit een kleinschalig cultuurlandschap of gemend bos met open plekken. Hierbij zijn vooral oude, aftakelende bomen met voldoende holtes noodzakelijk. De aanwezigheid van open plekken in bossen of omliggende gras- en akkerlanden zijn belangrijk om te kunnen foerageren naar insecten als nachtvlinders, kevers en spinnen. De Gekraagde roodstaart trekt in de winter terug naar de Sahel in Afrika.

De Gekraagde roodstaart

De vogel broedt vooral voor in het noorden en oosten van Nederland, bijvoorbeeld op de Veluwe. Een belangrijk leefgebied in Fryslân is het dykswâlen- en singellandschap van de Noardlike Fryske Wâlden. Het verdwijnen van deze landschappen door ruilverkavelingen in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw heeft ervoor gezorgd dat de Gekraagde roodstaart achteruitgegaan is, vooral in het westen van het land. Recent neemt de vogel toe

De Geelgors

De Geelgors die in het Lendebos niet voorkwam als broedvogel, is in het Meulebos en de Lukkesheide vastgesteld met drie territoria. Het is een vogel van jonge bosjes en randen, in een vergelijkbaar landschap als dat van de Gekraagde roodstaart. Het is een standvogel en eet vooral zaden. De aanwezigheid van veel akkers in het landschap is daarom gunstig. In de broedtijd schakelt de vogel over naar insecten om de jongen mee te voeren. In het westen van het land is de vogel verdwenen. Verstedelijking is hiervan de belangrijkste oorzaak. Geelgors broedt in hoge dichtheden in Drenthe en Zuidoost-Groningen. Momenteel is de landelijke trend stabiel.

Flora en vegetatie

Vrijwilliger Frank van Gessele heeft de planten van het Meulebos en de Lukkesheide geïnventariseerd in 2020. Aanwezige, kenmerkende bosflora zijn Gewone salomonszegel, Dalkruid, Drienerfmuur, Dubbelloof en Koningsvaren. De bosjes herbergen ook zeldzame bramen, namelijk Donkere pluimbraam, Sierlijke woudbraam en Vroege roggebraam. In totaal komen 16 braamsoorten voor. Ter vergelijking: er komen 12 braamsoorten voor in het Lendebos

Voorkomende planten van vochtige omstandigheden zijn Wilde gagel, Stijve zegge en Zwarte bes. Langs schrale greppeltaluds bij de bosranden komen soorten van schrale omstandigheden voor, zoals Kleine leeuwenklauw, Dwergviltkruid en Akkerviooltje. Struikhei en Blauwe bosbes kwamen in het verleden voor in de bosjes maar zijn verdwenen. Dit waren relictsoorten van de voormalige heide.

Henk J. Jager heeft in 2022 de vegetatiestructuur gekarteerd. Ondanks de rijkdom aan bramen, zijn hogere struiken en lage bomen onvoldoende aanwezig. De gelaagdheid in de bosjes is daarmee te laag. Evenals het aantal dode dikke bomen en het oppervlakte open plekken  Ook in het Meulebos zijn bosrandbeheer en het vrijstellen van “toekomstbomen” belangrijke aandachtspunten voor beheer. Het maken van verjongingsvakken is ook belangrijk voor het behoud van de bramenrijkdom.

Pictogram

Wil je de Friese natuur een handje helpen?

Doe een donatie
It Fryske Gea maakt gebruik van functionele en analytische cookies om jouw ervaring op onze website te verbeteren. Door akkoord te gaan met de tracking cookies kunnen wij jou gerichte berichten over de natuur en onze activiteiten op social media en via derde partijen tonen. Lees meer over cookies