Voor monument Joodse kinderen zoekt Kamp Westerbork 1,5 miljoen knopen

Kamp Westerbork zoekt 1,5 miljoen knopen voor een monument voor Joodse kinderen die in de Tweede Wereldoorlog zijn omgebracht. Naar schatting werden in die tijd in concentratiekampen 1,5 miljoen kinderen om het leven gebracht. Acteur en kunstenaar Jeroen Krabbé geeft vrijdag op middelbare school De Nieuwe Veste in het Overijsselse Hardenberg het startsein voor de knopeninzameling, aldus een woordvoerder van Herinneringscentrum Kamp Westerbork.

Vrijdag is het internationale herdenkingsdag voor slachtoffers van de Holocaust. In de hele wereld wordt stilgestaan bij het lot van de 6 miljoen Joden die in de oorlog in concentratiekampen overleden. Vanuit Kamp Westerbork werden 102.000 mensen op transport gesteld naar vernietigingskampen als Auschwitz, Sobibor en Mauthausen. Onder hen waren tienduizenden kinderen en jongeren.

Jeroen Krabbé 

Jeroen Krabbé is een van de gastconservatoren van de jaarexpositie De Herinnering aan kamp Westerbork. Ongeveer tachtig familieleden van zijn moederskant zijn in de oorlog in kampen vermoord volgens het herinneringscentrum. Onder hen waren zijn opa en een tante.

Textielindustrie 

Krabbé pikte het idee voor een Knopenmonument op via een project in het Melbourne Holocaust Museum in Australië, waar ook knopen zijn verzameld. Knopen worden volgens het herinneringscentrum vaak als een van de laatste resten teruggevonden bij opgravingen van lichamen. Bovendien hebben knopen een relatie met de textielindustrie, waar veel Joodse mensen werkzaam waren. In Hardenberg was de textielindustrie in het verleden belangrijk. Krabbé onthult in de weken van zijn conservatorschap het Knopenmonument en hij zal objecten uit de privécollectie van zijn familie laten zien, om daarmee het verhaal van zijn opa en zijn tante te vertellen.

Knopen 

Wie knopen wil inleveren voor het monument, kan die opsturen naar de school in Hardenberg. Leerlingen sorteren en tellen de knopen. Zij doen ook onderzoek in de archieven van Kamp Westerbork en praten met overlevenden en nabestaanden.

Door: ANP