Direct naar artikelinhoud
De vragen van ProustAngelo Tijssens

Angelo Tijssens: ‘Ik kan echt zitten roepen naar De afspraak’

Angelo Tijssens: ‘‘Ik kan heel ongelukkig worden van slecht eten. Als ik ergens een wakke lasagne krijg, denk ik: jij ziet mij niet graag.’Beeld © Stefaan Temmerman

Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Eenentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Deze week: acteur, theatermaker en auteur Angelo Tijssens (36). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?

1. Hoe oud voelt u zich?

“Dat hangt ervan af, op dit moment gewoon 36 denk ik. Ik heb weleens al lachend gezegd dat ik altijd al 36 ben geweest. Of 40 zelfs. Dus ik heb nog wel eventjes. Ik heb me altijd ouder gevoeld, waardoor ik me nu heel comfortabel voel. Ik zou niet opnieuw 25 willen zijn. Ik ben echt heel blij met ouder worden, vind dat heel aangenaam. Ik word rustiger, verdien meer, moet me minder aantrekken van het jong en jeugdig zijn, heerlijk.

“Hoe ouder je wordt, hoe meer ambacht je verwerft, zowel in het omgaan met de wereld als met je werk. Ik merk dat ik meer plaats heb in mijn hoofd om met de grote vragen bezig te zijn. Niet langer alleen met vragen als ‘wie ben ik?’ of ‘hoe positioneer ik mezelf in de wereld?’ Niet dat ik denk dat het klaar is, want dat is gevaarlijk, maar het slorpt minder energie op. Ik vraag me niet meer af of ik kan schrijven, ik weet nu dat ik het kan. Dat betekent niet dat alles er vlotjes uitrolt, ik maak nog steeds twintig versies van alles. Maar ik weet wel hoe het gaat en hoe ik het wil doen, en als het niet lukt, aanvaard ik dat.”

2. Wat is uw passie?

“Wat doe ik nu het liefst? Scenario’s schrijven, theater maken of aan een roman werken? Ik zou het niet weten. Ik heb altijd gevonden dat afwisseling je fris houdt. Ik heb een onmetelijke bewondering voor Tom Lanoye, maar zelfs hij kan niet de hele tijd hetzelfde doen. Nu eens schrijft hij columns of gedichten, dan weer romans of fantastisch theater. Die afwisseling, alleen werken of samen met anderen, brengt verfrissing.

“Onlangs tijdens Torino­FilmLab heb ik een mooie metafoor gehoord. Als kunstenaar heb je een tuin, en veel beginnende kunstenaars maken de fout om in het midden ervan een boom te planten. En te wachten tot de boom groeit. Wat je beter doet, is de boom aan de zijkant van de tuin zetten en ondertussen ook wat struiken planten en bloemen zaaien. Ik voel hoe langer hoe meer – of ik nu film, theater of een boek maak – dat het uit dezelfde grond komt. Het bemest elkaar. Eerder dan dat het aparte lapjes grond zijn, vormt het één organisch geheel. Dingen groeien in de schaduw van iets anders. Ik merk ook dat mijn tuin groot en gevarieerd genoeg is om mensen uit te nodigen en erin te laten rond­wandelen.”

Angelo Tijssens: ‘Een burgemeester van een stad met grote kinderarmoede die zaagt over mensen die gelijke rechten willen, moet zijn bek houden.’Beeld © Stefaan Temmerman

3. Wat drijft u?

“Ik denk woede, kwaadheid, verontwaardiging. Dat blijven heftige emoties, maar ik kan ze nu omzetten in iets positiefs, een boek of film. Ik praat over de dingen die ik rondom mij zie en die mank lopen in de wereld, op een manier die mensen raakt en ontroert. Ik ervaar dat nu met Close (film van Lukas Dhont waarvan Tijssens coscenarist was, AJ) heel hard. Ik krijg reacties van mensen die voordien misschien nooit bezig geweest zijn met het einde van een vriendschap. Ik ken mensen die tijdens de film hun vader voor het eerst hebben zien huilen en daardoor voor het eerst over dat thema hebben kunnen praten. Door de kracht van empathie te gebruiken, kan ik mensen laten nadenken over onderwerpen waarvan ze dachten dat het niet over hen ging.

“Zolang ik me kan herinneren is die verontwaardiging er altijd geweest. Ik denk dat dat mijn enige echte talent is, verontwaardigd blijven. (lacht) Zonder erin te blijven hangen, want dan rest er niets om voor uit je bed te komen.

“Ik voel ook dat ik heel hard aangetrokken word door kunstenaars die esthetiek gebruiken om hun kwaadheid vorm te geven. Zoals een Jenny Holzer, die op gigantische billboards haar woede uitschreeuwt over de gruwelen in Abu Ghraib. Of Placebo. Hun eerste nummers, waar ik als kind door geobsedeerd was, gaan over dezelfde thema’s als waar ik nu nog steeds over schrijf. Hoe kijken we naar mannen? Waarom zou je niet kunnen zijn wie je wilt zijn? Of Nan Goldin, die rauwe beelden maakte over haar eigen leefwereld. Zo fotografeerde ze haar vrienden die stierven aan aids, niet om te choqueren maar als aanklacht, om de menselijkheid ervan te tonen.”

4. Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?

(zucht) “Zoals ik net zei: kwaadheid. Ik kan echt zitten roepen naar De afspraak, of Terzake. (lacht) Wanneer een burgemeester van een stad met grote kinderarmoede - je kunt de fucking Boerentoren behangen met de cijfers - het nodig vindt om een tournee te organiseren om te waarschuwen voor de gevaren van woke. Daar kan ik niet tegen. Jij hebt in die positie, in die stad, in dit land, niet het recht om te zagen over mensen die gelijke rechten willen. Je moet gewoon je bek houden en werken aan de echte problemen. En geen nepproblemen verzinnen om te maskeren wat je voor de rest niet kunt.

“Het gevaar van wokeness is even relevant als een wedstrijd wie de beste vanille­pudding kan maken. Het kan niemand iets schelen. Maar dat gaan uitsmeren en opblazen en het niet hebben over wat er echt toe doet, daar word ik kwaad van.”

5. Wat was de moeilijkste periode in uw leven?

“Mijn eerste jaar op de toneelschool in Antwerpen. Ik kwam vanuit West-­Vlaanderen in een omgeving waar ik erg graag naartoe wilde, maar waarvan ik geen flauw benul had hoe het allemaal in elkaar zat, met allemaal nieuwe mensen. Ik voelde een heel hoge druk om het goed te doen. Tegelijkertijd had ik een jeugd en plek achter mij gelaten waar ik sowieso weg wilde. Daartussen een balans vinden vond ik heftig.

“Niet lang geleden zag ik een interview met Gloria Monserez, die Taylor Swift aanhaalde: ‘How can a person know everything at 18, but nothing at 22?’ Dat gevoel, ik snap het volledig. Wanneer je nog helemaal moet ontdekken wie je bent en wat je plek in de wereld is. ‘Hier laat ik je los, Tim’ en zoek het maar uit.

“Ik zie en herken het ook bij mijn studenten. Soms zeg ik gewoon dat alles goed komt. We moeten dat meer zeggen, want die periode is echt wel heftig. Het is van kruispunt naar kruispunt, naar kruispunt. Ik heb geen rijbewijs, dus ik stel het me met de fiets voor, maar je kunt niet gewoon doorrijden. Je moet de hele tijd nadenken over welke afslag je neemt. Of je hebt het gevoel dat je niet terug kunt en je leven vastzit.

“Op die leeftijd heb je ook nog niet de taal om je gevoelens te benoemen. Je bouwt een façade op rond jezelf, en ontkent dat je eenzaam bent. Je wilt het niet toegeven, het is een zwakte en kwetsbaar zijn is gevaarlijk. Maar net onder het oppervlak weet je het wel en het straalt er zo van af.”

6. Welke kleine alledaagse dingen kunnen u blij maken?

“Mijn katten! We hebben twee katten en die hebben elk hun eigen rituelen ontwikkeld. Bob, de kleinste, die slaapt op mij, op mijn zij. Terwijl Victor ’s ochtends op bed komt zitten en kopjes geeft om duidelijk te maken dat de dag begonnen is.

“Tijdens het schrijven zijn die ook altijd in mijn buurt. Ik moet veel reizen voor mijn werk en mis mijn man zelden, we kunnen chatten en bellen, maar die katten en rituelen... (lacht) Katten zijn echt mindfulness op pootjes. Ik kan soms gewoon naar ze kijken en denken: hoe zalig dat jullie bestaan in mijn bijzijn. Ik snap die Egyptenaren volkomen, die piramides hebben gebouwd, niet voor de farao’s maar voor hun katten. Ik denk dat dit mijn echte ambitie is, om op mijn 65ste een crazy cat lady te worden.” (lacht)

BIO 

• theater­maker, scenarist, auteur • geboren in 1986 in Blankenberge • studeerde theater in Antwerpen • schreef enkele korte films en is coscenarist van de meer­maals bekroonde films Girl en Close van Lukas Dhont • maakt deel uit van de artistieke kern van theater­gezel­schap Ontroerend Goed • zijn debuut­roman De randen verscheen in september 2022

7. Wat biedt u troost?

“Mijn katten. Het gevoel niet alleen te zijn. Eten. Schoonheid ook. Zelfs al is dat soms een uiting van het grootste lijden. Hier in het Museum Mayer van den Bergh in Antwerpen staat een kunstwerk waar ik onmiddellijk troost in kan vinden. Ik ben heel erg niet-religieus, maar er is één beeld van Christus en Johannes, waarbij Johannes zijn hoofd op de schouder van Christus legt, en dat is één en al troost. Telkens als ik in dat museum kom, kijk ik naar dat beeld. Honderden jaren geleden was er dus iemand die dacht: dit wil ik tonen. Geen heiligen met gouden aureolen, maar iemand die zijn hoofd op de schouder van iemand anders legt. Om mensen te tonen dat ze niet alleen zijn. Ik weet dat het uit een religieus oogpunt gemaakt is, maar in plaats van wolken en engelen toont het een louter menselijk gebaar. Echt, dat beeld... Op een dag zal het weg zijn en ik zal het mee­genomen hebben. (lacht)

“Eten delen vind ik ook symbolisch. Als het niet goed gaat met iemand, breng ik eten. ‘Hier, hou jezelf in leven, ik wil dat jij blijft bestaan.’ Eten delen, nu klink ik echt als Christus (lacht), en moeite doen om iets lekkers klaar te maken, is een heel liefdevolle daad. Ik vind dat immens mooi.

“Omgekeerd kan ik heel ongelukkig, zelfs kwaad worden van slecht eten. Als ik ergens een wakke lasagne krijg, denk ik: jij ziet mij niet graag, fuck you too. Alsof het er niet toe doet of ik er ben of niet. Dat hoeft helemaal niet chic te zijn. Iemand die goed brood en goede soep op tafel zet, is in mijn ogen meer waard dan iemand die voor de middelmatigheid gaat. Ik wil geen brol eten. Er zijn genoeg goede producten. En is het niet het seizoen, dan wacht ik wel. Uitkijken naar de eerste erwtjes en asperges. De geur van tomaten en verse basilicum in de zomer. Aardperen en kolen in de winter. Zo troostrijk.

“Van wie ik die liefde voor eten heb? Van mijn vader, met wie ik heel goed overeenkom. Mijn vader is een uitstekende kok. Ik heb ook geen vrienden die niet graag goed eten, die passen niet bij mij.

“Misschien dat ik ooit een film over eten maak. Eten is de max. Je kunt drie keer per dag actief aan politiek doen. In een geprivilegieerde positie als de mijne natuurlijk. Als je een alleenstaande moeder van vijf bent, heb je niet de luxe om uit te kijken naar de eerste asperges. Dat is een van de vele dingen die mis zijn met de wereld; eten is een luxe.”

8. Wat is uw zwakte?

“Ik heb misschien een iets te dunne huid, waardoor sommige dingen hard aankomen. Ik heb dat aanvaard, maar soms zou het fijn zijn om een soort scherm te hebben waardoor de dingen me minder raken.”

9. Waar hebt u spijt van?

“Echt spijt, van niets denk ik. Er zijn uiteraard wel dingen die ik anders had kunnen doen. In het Frans heet dat mooi ‘l‘esprit de l’escalier’: achteraf denken ‘ik had het zus of zo moeten doen’, of ‘dit of dat moeten zeggen’. Maar spijt brengt niets bij. Spijt is wat de geit schijt.”

10. Hoe was uw kindertijd?

“Euh, ik ben aan zee opgegroeid, dus om het met een zeemetafoor te zeggen: ‘met eb en vloed’. Niet altijd even fijn, met ups en downs. Ik had heerlijke grootouders, maar die zijn redelijk vroeg gestorven, van moederskant. Ik heb echt fantastische herinneringen aan die mensen. Mijn grootvader die elke middag kookte en mijn zus en ik die daar gingen eten.

“Ik herinner mij vooral lange namiddagen. Verveling is mij niet vreemd. Daardoor heb ik heel veel gelezen. Maar nu ben ik wel blij dat ik gelezen heb en geen dwarsfluit heb gespeeld. (lacht)

“Mensen die mijn roman lazen, stellen me geregeld vragen over de moederfiguur in het boek. Ik wilde schrijven over de thema’s die me de eerste 18 jaar van mijn leven hebben beziggehouden en in die terugblik heb ik de moeder er volledig uitgeschreven. En daarmee is het klaar. Als ik over mijn ouders praat, heb ik het over mijn papa en mijn stiefmoeder. Ik heb ook twee zussen en een broer. Dat is mijn gezin. Verder uitweiden heeft geen zin. Het zou een te lange uitleg zijn.

“Voor mij is mijn kindertijd materiaal om er fictie van te maken. Het is van mij en ik beslis wat ermee gebeurt. Mijn pijn werd mijn materiaal en mijn olieverf. Ik kies zelf welke kleuren ik meng en wat ik eraan toevoeg.”

Angelo Tijssens: '“Diep in je kern geraakt kunnen worden door schoonheid is een talent dat ik heb moeten ontwikkelen. Omdat ik vroeger de dingen op een afstand probeerde te houden.'Beeld © Stefaan Temmerman

11. Wat hing er aan de muur van uw tienerkamer?

“Ik had veel prentkaarten van tentoon­stellingen. Der Wanderer van Caspar David Friedrich, een man die vanaf een rots naar het benevelde landschap kijkt, heeft lang op mijn kamer gehangen. Ik ben nooit echt idolaat geweest. Er hebben nooit popgroepen gehangen. Wel een poster van Radiohead die bij de speciale versie van het album Hail to the Thief zat, omdat ik dat een mooi kunstwerk vond. Het zag eruit als een soort plattegrond van een stad waarin je kon ronddwalen.”

12. Wat is uw eerste herinnering?

(lacht) “Mijn grootouders van vaderszijde hadden een mooi hotel in Blankenberge, dat dateert van begin twintigste eeuw. Ik herinner me nog een grote bak in de keuken waar het oud brood in versneden werd tot chapelure om garnaalkroketten mee te paneren. Ik weet nog dat ik het als kind heerlijk vond om met mijn handen in die bak te zitten. Ik zie hem nog zo voor mij staan. Ik loop er nog blindelings naartoe, naar beneden, langs achteren, de keuken in. Ik werd blijkbaar aangetrokken door die kruimels, terwijl het strand gewoon aan de overkant lag.”

13. Welk boek heeft voor u een bijzondere betekenis?

“Als puber was ik geobsedeerd door de brieven van Rimbaud. Tot ik dat boek in de bibliotheek ontdekte, had ik het gevoel niet te bestaan in al die verhalen die je op school en elders worden aangereikt. Ik denk dat veel queer mensen dat herkennen: je moet echt op zoek naar je eigen ankerpunten. Ik was een uitzondering en kon me met niemand identificeren. Niets leek me zo groot als uit de kast moeten komen en aan de wereld vertellen dat je homo bent. Daarom ook dat ik mij zo eenzaam voelde. Jezelf herkennen in verhalen is zo belangrijk.”

14. Wanneer hebt u het laatst gehuild?

“Tijdens alt-J in Vorst. Ik was daar met mijn man en beste vriendin en het klopte gewoon. Dat was zo schoon, heel Vorst dat samen dat ene moment beleefde.

“Er is een heel mooi boek van een wetenschapper die tranen analyseert. Blijkt dat de samenstelling van de kristallen varieert naargelang de situatie waarin iemand huilt. Tranen van verdriet of verlies zijn anders dan tranen van ontroering.

“Diep in je kern geraakt kunnen worden door schoonheid is een talent dat ik heb moeten ontwikkelen. Omdat ik vroeger de dingen op een afstand probeerde te houden. Ik huil nu ook makkelijker. Ik vind dat niet meer zo erg. Mijn mascara is waterproof, ik ben er zo hard op voorbereid.” (lacht)

15. Bent u ooit door het lint gegaan?

“Tijdens een tournee in Tunesië. We speelden op twee festivals. Een technisch complex stuk. Ik was moe en had rugpijn. Een paar jaar geleden heb ik een zwaar ongeval gehad, waardoor een deel van mijn rug kapot is. Bovendien liepen de dingen niet goed, en moesten we veel wachten. Ik weet dat ik me toen echt zwaar misdragen heb. Als een verontwaardigde kleuter in de auto ging zitten omdat ik kwaad was en me niet gerespecteerd voelde. Ik werd ook nog eens kwaad omdat de rest niet kwaad werd. Dat had een versterkend effect.

“Sindsdien ga ik minder op tournee.” (lacht)

16. Hoe definieert u liefde?

“Daarvoor verwijs ik naar Julian Barnes. Zijn vrouw is gestorven en hij heeft dat heel mooi omschreven. De exacte formulering weet ik niet meer, maar het komt erop neer dat op het moment dat zij weg is, er meer weg is dan er ooit is geweest. Ik denk, of het nu gaat over het huwelijk met mijn man, of over mijn vriendschappen, dat je samen méér bent dan 1 plus 1. Of hoe Radiohead het beschrijft: ‘Two plus two is five.’ Dat. Ik denk, en dat geldt voor verschillende vormen van liefde, dat je beter bent met elkaar en samen meer bent dan apart.

“Of ik kinderen wil? Nee. Nee. We zijn sowieso al met te veel. Ik heb wel een behoefte om te zorgen. Ik zal absoluut niet beweren dat voor katten zorgen overeenkomt met kinderen hebben, maar zorgen voor de mensen in mijn omgeving toch wel.”

‘Ik hoop dat we er plots achter komen dat we moeten stoppen met de wereld naar de kloten te helpen. En dat dit niet meer weggezet wordt als naïef.’Beeld © Stefaan Temmerman

17. Wat vindt u erotisch?

“Slimme mensen, grappige mensen. Geen clowns, maar mensen met humor. Kwetsbare mensen in elke betekenis, geen fetisj voor gewonde huilende vogeltjes, maar mensen die durven te bestaan. Mensen met smaak. Wat niet betekent duur. Ik merk dat ik meer mentale dan fysieke eigenschappen opsom.”

18. Wat is de speciaalste plek waar u de liefde bedreven hebt?

“Blankenberge. Ik kan wel wat bedden opsommen, allemaal in Blankenberge. Ik kan een plannetje maken zoals de Witse-wandeling. Maar het valt nog mee hoor.” (lacht)

19. Hoe zou u willen sterven?

“Rap, als in niet voorafgegaan door al te veel lijden. Voor de rest heb ik er niet echt een mening over. Het maakt me niet zo gek veel uit, ik denk dat het belangrijker zal zijn voor de mensen rond mij. Ik ben wel bezig met de dood, elke dag, constant. De dood is daar, rondom mij. Maar mijn eigen dood? Niet echt.” (lacht)

20. Wat zou u wensen als laatste avondmaal?

“Vorig jaar met Nieuwjaar hebben we iets gemaakt waar ik al zo lang zin in had. Verse friet, verse mayonaise en een volledige truffel daarover geraspt. Dat is het beste wat er bestaat. Simpele eenvoudige mens, maar wel een volledige truffel. (lacht) Aardappel en truffel, twee aardse producten. Turf en turf. En dan die mayonaise, zodat de truffel aan de frieten blijft kleven. Nog nooit gedaan? Je weet niet wat je mist!” (lacht)

21. Welke droom hebt u nog?

“Ik wil verhalen blijven maken, ik denk dat dat mijn meest duurzame droom is. Voor de rest heb ik geen weet van andere dromen wat mezelf betreft. Om de grote filosoof Marco Borsato te citeren: ‘Dromen zijn bedrog’.

“Voor de rest hoop ik dat we er plots achter komen dat we moeten stoppen met de wereld naar de kloten te helpen. En dat dit niet meer weggezet wordt als naïef of als een aanval op het leven dat we leiden, maar gezien wordt als een noodzaak om ons leven hier op aarde nog wat te rekken.

“Ik noem dit een droom omdat ik weet dat het allicht niet zal gebeuren. Wat me niet tegenhoudt om ernaar te blijven streven. En het gevoel te hebben dat ik niet de enige ben. Maar ik ben wel realistisch genoeg om te weten dat het allicht niet in ons leven zal gebeuren. En na ons staat de zeespiegel twee meter hoger en is het allemaal voor niets geweest. En als we nog een paar miljard jaar wachten is de zon zo uitgedoofd dat de aarde ook zal vergaan. Dat is een troost.” (lacht)

Angelo Tijssens, ‘De randen’, Borgerhoff & Lamberigts, 120 p., 22,99 euro.Beeld RV